Morgenrood verscheen in 1881 en is wederom, na ‘Menselijk al te menselijk’ gevuld met honderden aforismen. Hieronder kunt u er 27 lezen. De herkomst van de titel wil ik niet onvermeld laten; Het komt van een versregel van een oude Indische hymne dat als volgt gaat: 'Er is zoveel morgenrood dat nog nooit geschenen heeft.' Begrijpelijk waarom hij deze tekst zo aansprekend vond. Voor Nietzsche was het morgen rood ook een teken van de naderende helderheid die hij in zijn persoonlijke leven verwachte naar andermaal een zware tijd te hebben gehad. Meer wegen worden er in dit boek open gelegd om de mens daaronder te laten schijnen in zijn aardse bestaan.


483 Genoeg van de mens

A: Ken! Ja! Maar altijd als mens! Wat? Altijd tegenover dezelfde komedie zitten, in dezelf­de komedie spelen? Nooit door andere dan deze ogen de dingen te kunnen zien? Wat zullen er niet ontelbaar veel soorten wezens bestaan wier organen beter geschikt zijn voor het kennen! Wat zal de mensheid aan het eind van al haar kennen hebben leren kennen?-haar organen! En dat betekent misschien: de onmogelijkheid van het kennen! Kommer en kwel!-B: Dat is een lelijke aanval,-de rede valt je aan! Maar morgen zul je weer druk in de weer zijn met het kennen en dus ook druk in de weer met je onver­stand, dat wil zeggen: druk in de weer om te genieten van het menselijke. Laat ons naar zee gaan!

Geen opmerkingen: