Morgenrood verscheen in 1881 en is wederom, na ‘Menselijk al te menselijk’ gevuld met honderden aforismen. Hieronder kunt u er 27 lezen. De herkomst van de titel wil ik niet onvermeld laten; Het komt van een versregel van een oude Indische hymne dat als volgt gaat: 'Er is zoveel morgenrood dat nog nooit geschenen heeft.' Begrijpelijk waarom hij deze tekst zo aansprekend vond. Voor Nietzsche was het morgen rood ook een teken van de naderende helderheid die hij in zijn persoonlijke leven verwachte naar andermaal een zware tijd te hebben gehad. Meer wegen worden er in dit boek open gelegd om de mens daaronder te laten schijnen in zijn aardse bestaan.


115 Het zogenaamde 'Ik'

De taal en de vooroordelen waarop de taal is gebaseerd, belemmeren ons vaak bij het door­gronden van innerlijke processen en driften: bijvoorbeeld doordat woorden er eigenlijk alleen zijn voor superlatieve gradaties van die processen en driften-; nu zijn wij echter gewend daar waar woorden ons ontbreken niet langer nauwkeurig te observeren, omdat het pijnlijk is daar nog nauwkeurig te denken; ja, vroeger concludeerde men on­willekeurig zelfs dat waar het rijk van de woorden ophield, ook het rijk van het bestaan ophield. Toorn, haat, liefde, medelijden, begeerte, inzicht, vreugde, smart,-dat zijn allemaal namen voor extreme toestanden: de mildere tus­senvormen en zeker de voortdurend hun rol spelende lage gradaties ontgaan ons, en toch weven juist zij het spinsel van ons karakter en ons lot. Die extreme uitbarstingen­en zelfs het matigste ons bewuste genoegen of misnoegen bij het eten van een spijs, bij het horen van een toon is misschien nog altijd, op zijn merites beoordeeld, een ex­treme uitbarsting-verscheuren zeer vaak het spinsel en zijn dan gewelddadige uitzonderingen, waarschijnlijk in de meeste gevallen als gevolg van wat zich had opge­hoopt:-en hoezeer zijn ze niet in staat de waarnemer op een dwaalspoor te zetten! Niet minder dan ze de hande­lende mens op een dwaalspoor zetten. Wij allen zijn niet wat wij volgens die toestanden lijken voor welke wij alleen over bewustzijn en woorden-en dus goed- en afkeuring-beschikken; wij miskennen onszelf gemeten aan deze grove uitbarstingen die ons als enige bekend worden, wij trek­ken een conclusie uit materiaal waarin de uitzonderingen talrijker zijn dan de regel, wij lezen verkeerd in dit schijn­baar duidelijkste letterschrift van ons eigen ik. Onze me­ning over onszelf echter, die wij op deze verkeerde weg gevonden hebben, het zogenaamde 'Ik', werkt voortaan mee aan ons karakter en ons lot

Geen opmerkingen: